Steeds vaker merken we dat velen de verkeersregels – verkeerstekens etc. niet meer, slecht beheersen en in het ergste geval niet willen kennen en het uitleggen zoals dichten het beste uitkomt.
Wij menen een aantal artikelen uit het reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV1990) onder uw aandacht te brengen.
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
Artikel 14
Bestuurders mogen een kruispunt niet blokkeren.
Artikel 15
- 1. Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders
- 2. Op deze regel gelden de volgende uitzonderingen:
- a. bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op een verharde weg
- b. bestuurders verlenen voorrang aan bestuurders van een tram.
Artikel 23
- 1. De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan:
- a. op een kruispunt of een overweg
- b. op een fietsstrook of op de rijbaan langs een fietsstrook
- c. op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter
- d. in een tunnel
- e. bij een bushalte ter hoogte van de geblokte markering dan wel, ingeval de markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord
- f. op de rijbaan langs een busstrook en
- g. langs een gele doorgetrokken streep
- 2. Onderdeel E van het eerste lid geldt niet voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers.
Artikel 24
-
De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
-
a. bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;
-
b. voor een inrit of een uitrit;
-
c. buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;
-
d. op een parkeergelegenheid:
-
1°. voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen;
-
2°. op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven;
-
3°. op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden;
-
-
e. langs een gele onderbroken streep;
-
f. op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;
-
g. op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9 van bijlage I, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend.
-
-
2 Indien onder de verkeersborden E4 tot en met E8, E12 en E13 van bijlage 1, op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden de uit het bord of onderbord voortvloeiende geboden of verboden slechts gedurende de aangegeven dagen of uren.
-
3 De bestuurder mag zijn voertuig niet dubbel parkeren.
-
4 Indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E10, E12 of E13 van bijlage 1, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd.
Artikel 28
Bestuurders mogen slechts geluidssignalen en knippersignalen geven ter afwending van dreigend gevaar.
Artikel 44
Voetgangers mogen wegen gelegen binnen een erf over de volle breedte gebruiken.
Artikel 45
Bestuurders mogen binnen een erf niet sneller rijden dan 15 km per uur.
Artikel 46
-
Het is bestuurders van een motorvoertuig verboden binnen een erf te parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven.
-
Indien het erf tevens is aangeduid als parkeerschijf-zone, is ten aanzien van het parkeren van voertuigen artikel 25 van toepassing.
Artikel 49
-
Bestuurders moeten blinden, voorzien van een witte stok met één of meer rode ringen, en overigens alle personen die zich moeilijk voortbewegen, voor laten gaan.
-
Bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan zulks te doen, voor laten gaan.
-
Het tweede lid geldt niet voor bestuurders van een motorvoertuig dat behoort tot een militaire kolonne of een uitvaartstoet van motorvoertuigen.
-
Het tweede lid geldt evenmin, indien voor de voetgangers en de bestuurders van een gehandicaptenvoertuig een rood voetgangerslicht of een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van toepassing is.
Artikel 54
Bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, moeten het overige verkeer voor laten gaan.
Artikel 55
Bestuurders van een motorvoertuig respectievelijk bromfietsers moeten een teken met hun richtingaanwijzer geven respectievelijk een teken met hun richtingaanwijzer of met hun arm geven, indien zij willen wegrijden, andere bestuurders van een motorvoertuig willen inhalen, de doorgaande rijbaan willen oprijden en verlaten en indien zij van rijstrook willen wisselen alsmede bij alle andere belangrijke zijdelingse verplaatsingen.
Artikel 61a
Het is degene die een voertuig bestuurt verboden tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat dat gebruikt kan worden voor communicatie of informatieverwerking vast te houden. Onder een mobiel elektronisch apparaat wordt in elk geval verstaan een mobiele telefoon, een tabletcomputer of een mediaspeler.